Kliek
Ook hier zijn weer twee soorten te vinden n.l. de gummi- of sajetkliek. Kliek is ook de aanduiding voor het kromme uiteinde van het slaghout, welke in vorm iets lijkt op de hockeystick.
Let op de juiste lengte en gewicht van de kliek
Lengte is afhankelijk van de houding die je aanneemt en varieert tussen de 90 en 120 cm
Gewicht en vorm is afhankelijk van de gebruikte gummi- of sajetbal
Schoenen
Een gepast schoeisel die goed zit en nauw aangesloten is aan uw voeten is een must. Let er op dat ze niet te klein zijn, zodat uw voeten niet gekneld worden. De schoenen zijn voorzien van een stroeve zool voor een stabiele stand bij het slaan.
Kleding
Het voornaamste is dat kleding prettig zit en genoeg bewegingsvrijheid geeft
Voorkom belemmerende attributen - bv te grote riemsluiting, sieraden etc.
Baan
Het kolfspel wordt gespeeld op een overdekte kolfbaan, meestal 17.5 meter lang en 5 meter breed, volkomen vlak en afgezet met rabatten. Aan beide uiteinden staat op twee meter van de kant een paal schuin in de grond geslagen.
Getekende lijnen in de nabijheid van de achterste paal zijn voorzien van cijfers. Het hoogste getal is twaalf en staat aangegeven in de lijn die het dichtst bij de achterzijde ligt.
Techniek
Zoals bij iedere sport wordt de basis gevormd door de techniek. Hiervoor zijn regels aan te geven en de techniek is voor iedereen te leren.
De belangrijkste kunst in het kolven is het geven van het juiste effect met de bal op de paal, in de juiste snelheid.
Concentratie
Wil men echt goede resultaten behalen, dan staat bij iedere slag uiterste concentratie voorop. In hoeverre men daarin slaagt, hangt sterk samen met de eigen instelling en geaardheid.
Houding (voor rechtshandige)

Als men rechtshandig is, stelt men zich links van de voorpaal op. De bal legt men op het hart van de voorlijn of achter de voorlijn

Met beide voeten op gelijke hoogte staat men haaks op de denkbeeldige looprichting van de bal

De knieën worden iets doorgebogen

De kliek vlakbij de bal plaatsen, onder een hoek van 70 tot 80° naar de bal toe.
De linkerhand houdt het scharnierpunt vast, de rechter slaat

Tijdens de slag houdt men het bovenlichaam stil en blijft men in de houding staan tot de bal geslagen is.