Deze week duik ik in het kolven

BERKHOUT Deze week duik ik in het kolven, een sport die het zwaartepunt heeft liggen in Noord-Holland. In Berkhout kijk ik bij Ridder St. Joris hoe het gesteld is met mijn klap en hoe toegankelijk de sport voor mij is.

,,Je ziet hoe gezellig en druk het is. Dat is toch prachtig?”, zegt Ina Jong als we rondkijken in café De Ridder in Berkhout. Jong is voorzitter van de plaatselijke kolfvereniging en daarmee ook verbinder.

,,We hebben momenteel ongeveer zestig leden, die echt actief zijn. Het zijn mannen en vrouwen, voor wie het belangrijk is om in beweging te blijven. Maar ook het sociale aspect van de vereniging vinden wij enorm belangrijk.”

Piepende banden
Als gevolg van een spierziekte zit het beoefenen van een valide sport er niet in voor Dennis Bliek. Na jaren op hoog niveau aan rolstoelhockey te hebben gedaan, is hij op zoek naar een alternatief. In Dagblad Kennemerland doet hij verslag van zijn zoektocht.

Ik kijk toe hoe een groep van drie mannen op de baan hun wedstrijd spelen. Kolf is een traditionele sport waarbij spelers met een kliek (de naam van de stick), een bal richting twee palen slaan die 8,5 meter uit elkaar staan. Elke speler heeft drie slagen: de eerste twee om de bal goed te leggen, de derde om daadwerkelijk punten te scoren: de puntenklap. Het is minder makkelijk dan het zich laat aanzien.

,,Kijk, je ziet hoe hij kijkt waar de bal ligt en de richting bepaalt”, legt Jong uit als ik een speler zijn kliek langs de bal zie bewegen. ,,Dan neemt hij twee passen en gaat haaks staan. Op die manier kan hij het beste de bal de juiste richting meegeven.”

Terwijl ik de wedstrijd bekijk, komt Jong met twee ballen aanlopen. Ze legt uit dat er binnen de kolfsport verschil bestaat in de soorten ballen. ,,Dat heeft er met name mee te maken, dat ze niet massaal geproduceerd worden. Je ziet dat we hier een kleinere en een grotere bal hebben. Ook in gewicht zit verschil. Veel van de ballen worden met de hand gemaakt. Soms door spelers zelf.”

Sommige klieks zijn van ouders geweest van onze huidige speler
Het valt mij op hoe ’traditioneel’ de klieks van de spelers ogen. ,,Mooi hè?”, knikt Jong. ,,Sommige zijn van ouders geweest van onze huidige spelers.”
Als de mannen klaar zijn met hun wedstrijd is het mijn beurt om de baan op te gaan. ,,Zorg dat je jouw linkerarm op je been laat steunen, zodat je met je rechterarm de kliek tegen de bal aan kunt zetten. Sla door de bal heen, zodat je de juiste richting meegeeft.”


De instructies van Jong zijn helder, toch lukt het mij bij de eerste klap niet om de bal de door mij gewenste richting mee te geven. Het was de bedoeling dat ik de paal aan de andere kant van het veld zou raken. De paal staat in het midden, maar mijn bal eindigde aan de zijkant van het veld. ’Ik sloeg niet door he?’, vraag ik naar de bekende weg. ,,Gewoon nog een keer proberen”, is het antwoord. De tweede klap is gelukkig een stuk beter en geeft mij voldoende aanleiding om vol vertrouwen mijn tweede klap aan te gaan.
Bij de tweede klap is het de bedoeling dat de paal wordt geraakt en de bal terugrolt naar de paal aan de andere kant van het veld. ,,We leggen hem even goed voor je neer, zodat je ook echt een goede klap kunt maken”, zegt Jong. ,,Probeer de bal zo te spelen dat hij je aan de andere kant van het veld genoeg opties geeft om punten te scoren.”

Bij de tweede klap is het de bedoeling dat de paal wordt geraakt en de bal terugrolt naar de paal aan de andere kant van het veld. ,,We leggen hem even goed voor je neer, zodat je ook echt een goede klap kunt maken”, zegt Jong. ,,Probeer de bal zo te spelen dat hij je aan de andere kant van het veld genoeg opties geeft om punten te scoren.”

De bal raakt de paal en rolt naar de andere kant van het veld. Het is daar de bedoeling een soortgelijke manoeuvre uit te halen om de bal terug te laten keren van waar hij zojuist vandaan gekomen is. De beste positie is voor de paal. ,,Als de bal achter de paal ligt, moet de paal worden geschampt, zo’n klap is lastiger”, legt Jong uit.

Tijd voor de laatste klap: de puntenklap, de bal via de paal in een puntenvak aan de overkant slaan. ,,We proberen het een paar keer”, is het voorstel van Jong. Direct bij de eerste keer is het raak. De bal gaat via de eerste paal van het veld richting de andere kant van het veld, raakt daar de paal en blijft liggen. ,,Dat is tien punten, niet slecht”, reageert Jong.

Als echte sportman ben ik niet tevreden, want achter die paal lag het vak met twaalf punten. Wat nu als ik die paal niet had geraakt? Had ik dan die maximale score bereikt? We zullen het nooit weten. Als ik later nog een paar keer de puntenklap heb uitgeprobeerd, kom ik tot de conclusie dat die tien punten een fraaie score was. Want de bal komt overal terecht, maar niet in de vakken met de hoge scores.

Als ik nog even met Jong sta na te praten benadruk ik hoe toegankelijk ik de sport vind. ,,Dat is het inderdaad”, beaamt zij. ,,Ook als je wat slechter ter been bent kun je je weg vinden in deze sport. Je ziet dat je in beweging bent, zonder dat direct het zweet op je rug staat.”

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *